Waarom rechtszaken
Respect. Respect voor de natuur, respect voor de bewoners die aan het Polderhoofdkanaal wonen, respect voor in Nederland geldende wetten en regels, dat is waar het volgens de kanaalbewoners, verenigd in het CBP, in het hele traject rond de heropening van het Polderhoofdkanaal om draait. De overheid moet waken over ons milieu en over onze natuur. Ze moet ook zorgen voor de uitvoering van afspraken en verdragen. Van overheden mag verwacht worden, dat zij op grond van die (Europese) wetgeving met achting investeren in en omgaan met de natuur. Verder mag verwacht worden, dat zij op een respectvolle wijze omgaan met haar burgers en dat van hen een voorbeeldfunctie verwacht mag worden in het eerbiedigen en naleven van wetten en verordeningen.
De overheden, die betrokken zijn bij de heropening van het Polderhoofdkanaal hebben dit respect niet. Provincie Fryslân en de gemeenten Opsterland en Smallingerland hebben bij tegenslagen gedurende het hele traject steeds met een beschuldigende vinger in de richting van natuurorganisaties en omwonenden gewezen. De Friese Milieu Federatie (FMF) is een koepelorganisatie van natuur- en milieuorganisaties in Fryslân. Gezamenlijk zetten zij zich in voor vitale en rijke natuur, een gezond (leef-) milieu en een gevarieerd landschap. Hun inzet voor het speciale ecosysteem van het Polderhoofdkanaal werd door de overheid ‘gestraft’ met een subsidiestop; het korten van €100.000,- heeft niets met bezuinigingen te maken, maar is gericht op het monddood krijgen van de organisatie. Met deze intimidatie wordt het maatschappelijk spel van openbaar bestuur en samenleving gefrustreerd. De betrokken bestuurders laten zich kennen als een overheid, die het spel naar eigen hand wil zetten met ongepaste machtsmiddelen.
De bewoners aan het Polderhoofdkanaal moeten de overheid wijzen op hun verantwoordelijkheden tot het opvolgen van wettelijke regels via allerlei, veelal juridische, steekspellen. Inmiddels hebben diezelfde bewoners al 9 zaken tegen de overheden gevoerd, omdat naar hun mening de overheden zich niet aan de wet hielden en de door die bewoners ingediende zienswijzen en bezwaarschriften respectloos ter zijde werden geschoven. De eerste bezwaarschriften stammen al uit 1987. Op 10 december 2003 is met de tegenstanders van het project afgesproken (o.a. door wethouder H. Hoen, gemeente Opsterland), dat zij vòòr de besluitvorming in de gemeenteraad de gelegenheid krijgen om hun bezwaren kenbaar te maken, zodat de raad een voldragen besluit kon nemen. Dit is niet gebeurd. Op 12 januari 2004 is per brief aan wethouder Hoen al gewezen op een alternatievenonderzoek i.v.m. het vergroten voor de leefbaarheid in de regio. In die brief is eveneens gewezen op het creëren van een oneigenlijk beeld door de overheid om zodoende op een onjuiste wijze draagvlak te verkrijgen voor de plannen van de betrokken overheden. Ook hierop is geen antwoord gekomen van de gemeente. De bewoners lieten het er niet bij zitten en vele rechtszaken verder, zijn zij keer op keer in het gelijk gesteld.
De plannen en de voorlichting daarover naar het publiek zijn eenzijdig en misleidend te noemen. Bovendien hebben de bewoners de overheden steeds moeten wijzen op het volgen van de juiste processtappen. Om de overheden te overtuigen van de juistheid van hun argumenten werden de bewoners gedwongen tot het nemen van juridische stappen tegen deze dwalende overheden. Daarmee zijn niet alleen gemeenschapsgelden misbruikt, tevens werden de bezwaarmakers op een onredelijke en onbillijke manier op kosten gejaagd. In een van de eerste bezwaarschriften is door de aanwonenden al aangegeven, dat juridische advies- en proceskosten, voortkomend uit mogelijke acties tegen de plannen om het kanaal bevaarbaar te maken, voor rekening van de gemeenten Opsterland en Smallingerland zouden zijn. Het mag duidelijk zijn dat de overheden, bij aangetoond onzorgvuldig en onbehoorlijk bestuur, haar burgers niet schadeloos heeft gesteld.
Gezien alle rechterlijke uitspraken in het nadeel van de gemeente(n), de (economische) druk die door de politiek wordt opgelegd aan bezwaarmakende organisaties en de ervaringen, die de aanwonenden in dit traject met de gemeente(n) hebben opgedaan, is het vertrouwen in de overheden uitermate geschonden. Gezien rechtsoverweging 4.11. in het kort geding vonnis van 28 januari 2008[3] is ook de rechter de mening toegedaan, dat de gemeente(n) niet zonder meer het vertrouwen waardig is (zijn). Onze vraag of we met z’n allen dan nog wel dat ene, unieke stuk Fryslân moeten weggeven, is daarmee een zeer legitieme.
[3] In januari 2008 hebben de gemeenten nogmaals het risico genomen om, ondanks de schorsing en de waarschuwing op overtreden van verboden door het Ministerie van LNV, toch weer van start te gaan met de werkzaamheden. Opnieuw werden de gemeenten op de vingers getikt door de rechter met oplegging van een dwangsom van maar liefst € 50.000,- per dag, wanneer men zich niet aan de uitspraak zou houden. Ten aanzien van de gevorderde dwangsommen overweegt de voorzieningenrechter dat in het algemeen van een overheidslichaam mag worden verwacht dat zij een rechterlijke uitspraak naleeft, waardoor er in beginsel geen noodzaak bestaat voor het opleggen van een dwangsom. In het onderhavige geval ziet de voorzieningenrechter echter aanleiding voor het maken van een uitzondering op deze hoofdregel, nu in het geding is komen vast te staan dat de gemeente in strijd met de uitspraak van de voorzieningenrechter de werkzaamheden aan het Polderhoofdkanaal heeft hervat. Mede gelet op de stelling van de gemeente dat wanneer de werkzaamheden niet voortvarend worden voortgezet, een subsidie van circa drie miljoen euro op de tocht komt te staan, heeft de voorzieningenrechter een dwangsom aan het op te leggen gebod verbonden waarvan een passende prikkel tot nakoming van dit vonnis uitgaat.
|
Photography by Irma Leenman. |
Copyright © 2009 SAG Design. Alle rechten voorbehouden. |
Design by Taeke Eringa. |
Maak jouw eigen website met JouwWeb